Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Winst uit onderneming; voorraadwaardering
17 februari 2011
Nr. BLKB 2011/178M
Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingdienstregio’s, Brieven en beleidsbesluiten
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 31 augustus 2009,
nr. CPP 2009/1029M. Paragraaf 2, met name de eerste alinea, is verduidelijkt
op de wijze zoals ook is omschreven in het op 28 januari 2011 met de Branchevereniging
CBW-MITEX gesloten convenant. Voor het overige hebben met genoemde actualisering
geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden.
1. NOx- en CO2-emissierechten
NOx- en CO2-emissierechten zijn aan te merken als voorraad. De voorraad
moet jaarlijks worden gewaardeerd op kostprijs of lagere marktwaarde.
De kostpijs van zelf opgebouwde NOx-emissierechten mag in het kader van
de fiscale voorraadwaardering op nihil worden gesteld.
De CO2-emissierechten die gedurende de eerste planperiode (2005–2007) om
niet zijn toegewezen door de Minister van VROM en de Minister van EZ worden
gewaardeerd op nihil.
Aangekochte NOx- en CO2-emissierechten moeten worden gewaardeerd op de
aankoopprijs vermeerderd met eventuele aankoopkosten.
2. Waardering van voorraden door detaillisten op het gebied van textiel,
kleding, schoenen, meubelen en stoffering
De ontwikkelingen in de techniek op het gebied van de bedrijfsvoering hebben
ertoe geleid dat in- en verkopen geheel of nagenoeg geheel vastgelegd kunnen
worden op het niveau van artikelen of relatief kleine artikelgroepen. Als
de inkoop-, voorraad- en verkoopadministratie daarnaast inzicht verschaft,
of door het verrichten van één of enkele handelingen inzicht kan verschaffen,
in de mate van incourantheid dan is die uitkomst bepalend voor de te hanteren
afwaarderingspercentages per artikel(groep).
Als de detaillist niet op bovengenoemde wijze kan vaststellen welke afwaarderingspercentages
van toepassing zijn, kan hij terugvallen op het volgende stelsel met inachtneming
van de daarbij genoemde beperkingen.
Het stelsel houdt in, dat de detaillist de hierna genoemde groepen van
handelsgoederen waardeert op de aanschafprijs, verminderd met bij elke
groep vermelde afwaarderingspercentages wegens veronderstelde geringere
verkoopbaarheid in verband met de tijd die de goederen op de balansdatum
reeds in voorraad zijn.
Afd |
Omschrijving |
Afwaarderingspercentage maximaal |
0–3 mnd |
3–6 mnd |
6–9 mnd |
9–12 mnd |
12–18 mnd |
18–24 mnd |
meer dan 2 jr |
A |
Kledingstoffen |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
B |
Damesmodeartikelen |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
C |
Onder- en nachtkleding |
0 |
15 |
20 |
30 |
40 |
60 |
80 |
D |
Kousen en sokken |
0 |
15 |
20 |
30 |
40 |
60 |
80 |
E |
Corsetterie |
0 |
15 |
20 |
30 |
40 |
60 |
80 |
F |
Babyartikelen |
0 |
15 |
20 |
30 |
40 |
60 |
80 |
G |
Strand- en badkleding |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
H |
Huishoudgoederen |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
I |
Damesschoenen |
10 |
20 |
30 |
40 |
50 |
60 |
80 |
J |
Bedr.kleding en schorten |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
K |
Damesbovenkleding |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
L |
Msj.- en kleuterbovenkl. |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
M |
Bonneterie |
10 |
30 |
50 |
60 |
70 |
80 |
80 |
N |
Hr.- en jgs.-bovenkleding |
10 |
25 |
35 |
45 |
55 |
65 |
80 |
O |
Hr.- en jgs.-modeartikelen |
10 |
25 |
35 |
45 |
55 |
65 |
80 |
P |
Dekens en matrassen |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
Q |
Herenschoenen |
10 |
20 |
25 |
30 |
40 |
55 |
75 |
R |
Gordijn- en bekledingsst. |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
S |
Tapijten en vloerbedekking |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
T |
Meubelen |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
U |
Handbreigarens en handw. |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
W |
Kleinvakartikelen |
0 |
15 |
20 |
25 |
30 |
50 |
70 |
Y |
Niet textiel |
0 |
25 |
35 |
45 |
55 |
65 |
80 |
Met deze wijze van voorraadwaardering kan worden akkoord gegaan, als
de volgende beperkingen worden aangebracht:
1. de aftrek van 10% voor goederen die 3 maanden of korter in voorraad
zijn en behoren tot de groepen A, B, G, I, K, L, M, N, O of Q is slechts
toegestaan, indien de balansdatum ligt tussen 30 december en 1 februari
of tussen 29 juni en 1 augustus;
2. de tijd tussen de bestelling door en de levering aan de detaillist telt
niet mee bij de bepaling van het aantal maanden of jaren dat een goed op
de balansdatum reeds in voorraad is;
3. het is niet toegestaan het stelsel toe te passen op een deel van de
goederen die tot één van de vermelde artikelgroepen behoren en voor een
ander deel een ander stelsel toe te passen.
De omschrijving van het stelsel brengt met zich, dat het alleen kan worden
toegepast op goederen waarvan de aanschafprijs en het tijdstip
van levering bekend zijn. De aanschafprijs van goederen waarvan de
verkoopprijs is bepaald door de aanschafprijs met een zeker brutowinstpercentage
te verhogen kan uiteraard worden vastgesteld door uit de verkoopprijs met
behulp van dit percentage de aanschafprijs te berekenen. Van goederen waarvan
de verkoopprijs op andere wijze is tot stand gekomen, bijv. oudere goederen,
zal de aanschafprijs niet aldus kunnen worden vastgesteld.
Wanneer een detaillist als bedoeld in de tweede alinea van deze paragraaf
het tot dusver door hem toegepaste stelsel van voorraadwaardering vervangt
door de hiervoor omschreven gedragslijn en deze stelselwijziging niet louter
op fiscale gronden berust, kan worden aangenomen dat goed koopmansgebruik
haar rechtvaardigt.
De in dit besluit getroffen regeling geldt in beginsel voor onbepaalde
tijd. Wanneer zich feiten of omstandigheden voordoen of hebben voorgedaan
welke naar mijn mening een herziening of beëindiging van de regeling nodig
maken, zal dat bij besluit bekend worden gemaakt.
Voor de voorraad die niet onder de in dit besluit opgenomen regeling is
te scharen gelden de algemene waarderingsregels volgens goed koopmansgebruik.
De belastingplichtige kan de voorraad individueel (af)waarderen als daar
aanleiding toe is. De individuele afwaardering moet wel aannemelijk worden
gemaakt.
3. Toepassing ijzeren-voorraadstelsel bij juweliers
Het komt voor dat een ondernemer handelt in artikelen waarvan de inkoopprijs
doorgaans in belangrijke mate wordt bepaald door de waarde van één bepaalde
grondstof. In zijn arrest van 10 december 1980, opgenomen in BNB 1981/86,
besliste de Hoge Raad dat in die gevallen goed koopmansgebruik toestaat
de in die artikelen verwerkte grondstof te waarderen volgens het ijzeren-voorraadstelsel,
als kan worden vastgesteld welke hoeveelheid grondstof in elk artikel is
verwerkt en welk bedrag in de inkoopprijs van dat artikel voor die grondstof
is begrepen.
De Federatie Goud en Zilver heeft verzocht richtlijnen te geven over de
uitleg en de consequenties voor de praktijk van dit arrest teneinde een
gelijke behandeling van alle voor de toepassing van het arrest in aanmerking
komende juweliers te waarborgen. Aan het verzoek van de Federatie is tegemoet
gekomen op de wijze als hierna is omschreven.
Als een juwelier het ijzeren-voorraadstelsel toe wil passen, moet in ieder
geval zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. Alle artikelen die in voorraad zijn en waarin goud is verwerkt moeten
volgens het ijzeren-voorraadstelsel worden gewaardeerd.
2. De administratie moet zodanig zijn ingericht dat op balansdatum bekend
en achteraf controleerbaar is:
− het netto-goudgewicht van het artikel en het goudgehalte;
− de inkoopprijs van het gouden artikel;
− de prijs van de grondstof goud, verwerkt in het artikel.
3. De totale inkoopwaarde van de grondstof goud in alle in voorraad zijnde
gouden artikelen moet minstens 30% van de inkoopwaarde van die voorraad
gouden artikelen uitmaken.
Wat betreft de vraag op welk bedrag de prijs van de grondstof goud vastgesteld
kan worden, ben ik van mening dat dit moet zijn de prijs van het goud in
primaire vorm, zijnde de wereldmarktprijs van het goud, verhoogd met bewerkingskosten,
die rechtstreeks aan de grondstof goud toegerekend kunnen worden.
Goedkeuring
In dit verband keur ik voor zoveel nodig goed, dat de prijs van het goud
in primaire vorm verhoogd wordt met 15%, ter zake van de in de branche
gebruikelijke opslagen betreffende uitleveringskosten en verwerkingsverlies.
De overige in de branche gebruikelijke opslagen moeten naar mijn mening
worden toegerekend aan de kosten die betrekking hebben op het vervaardigen
van sieraden uit de grondstof goud (het zgn. fatsoen).
4. Waardering inruilauto's
Een voorraad ingeruilde auto’s mag niet op de zogenoemde handelswaarde
zoals die is vermeld in de ‘Autotelex’, gewaardeerd worden.
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 1991, opgenomen in BNB
1992/24, moet bij de waardering van voorraden aansluiting worden gezocht
bij de inkoopmarkt waarop belanghebbende zich normaliter begeeft. In deze
gevallen zal dit de markt zijn van de particuliere klant die een nieuwe
auto koopt en op dat moment een auto inruilt.
Dit is niet de markt waarop de ‘Autotelex’ doelt. Waar in de ‘Autotelex’
wordt gesproken over de handelswaarde, wordt gedoeld op de liquidatiewaarde
bij handelaren onderling zonder dat sprake is van inruil. Inruilauto's
kunnen dus niet worden gewaardeerd op de handelswaarde zoals die is opgenomen
in de ‘Autotelex’.
Bij de waardering op kostprijs of lagere marktwaarde kunnen volgens de
Hoge Raad (BNB 1992/227 en BNB 1993/148) in geval van inruilauto's twee
wegen worden bewandeld:
– met als uitgangspunt de prijzen op de inkoopmarkt zonder inruil;
– met als uitgangspunt de verwachte verkoopprijs minus de normale winstmarge.
De laagste uitkomst van deze twee benaderingen mag hierbij worden gehanteerd,
maar goed koopmansgebruik staat niet toe de auto's te waarderen op een
wijze die tot een lagere uitkomst leidt dan hierboven is beschreven.
5. Voorraadwaardering bij toepassing globalisatieregeling omzetbelasting
Voor leveringen van goederen waarop de margeregeling voor de omzetbelasting
(hierna: OB) als bedoeld in de artikelen 28b tot en met 28i van de Wet
op de OB 1968 van toepassing is, wordt de verschuldigde OB berekend over
de winstmarge. Dit is het (positieve) verschil tussen de inkoopprijs en
de verkoopprijs van een bepaald goed. In aangewezen gevallen is het echter
toegestaan om de verschuldigde OB te berekenen over de in een aangiftetijdvak
in totaal gerealiseerde winstmarge in plaats van over de winstmarge van
elk individueel geleverd goed. Hierbij is de in totaal gerealiseerde winstmarge
het (positieve) verschil tussen het totaalbedrag van de verkoopprijzen
voor de in dat tijdvak met toepassing van de margeregeling verrichte leveringen
en het totaalbedrag van de inkopen in dat tijdvak. Dit systeem, waarbij
wordt gewerkt met een winstmarge per belastingtijdvak, wordt aangeduid
als globalisatieregeling
Het is niet toegestaan voorraden te waarderen tegen kostprijs verminderd
met ‘impliciete’ daarin begrepen OB, als de voor die belasting geldende
globalisatieregeling van toepassing is.
Jaarwinstbepaling en de daarmee samenhangende voorraadwaardering geschieden
met inachtneming van de regels van goed koopmansgebruik. Het minimale uitgangspunt
voor voorraadwaardering is de differentiële kostprijs (= aanschaffingskosten/voortbrengingskosten
verminderd met het constante deel van de ‘algemene’ kosten).
Het is onverbrekelijk verbonden aan de werking van zowel de margeregeling
als de daarop gebaseerde globalisatieregeling dat de in eerdere schakels
geheven OB deel uitmaakt van de kostprijs van de voorraad.
Afwaardering van voorraden is slechts toegestaan indien en voor zover de
actuele vervangingsprijs op de inkoopmarkt lager is dan de historische
kostprijs. Goed koopmansgebruik, met name het realiteitsbeginsel, staat
niet toe om voorraden af te waarderen door naar willekeur fictieve elementen
van de kostprijs af te zonderen.
Dat de winstbepaling bij de ondernemer die gebruik maakt van de globalisatieregeling
tot een andere uitkomst leidt dan bij de ‘reguliere’ ondernemer, vindt
zijn oorsprong in de verschillende markten waarop beiden zich bewegen en
de andere wijze van OB-heffing.
6. Ingetrokken regeling
7. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 17 februari 2011
De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.
Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding
van dit besluit:
31 augustus 2009, nr. CPP 2009/1029M. |