Vermogen en sparen
Heeft u meer dan zo'n € 20.000 vermogen (partner € 40.000), dan moet u box 3 heffing betalen. Als vermogen wordt aangemerkt
- spaargeld;
- aandelen;
- tweede woning.
U moet over dit vermogen - boven de genoemde vrijstelling - 30% belasting betalen over een fictief rendement van 4%, derhalve 1,2%. Sinds 2010 worden vakantiewoningen etc. in box 3 gewaardeerd op de WOZ-waarde en niet meer tegen de waarde in het economische verkeer.
Schulden
U mag schulden in mindering brengen op uw vermogen. Hierbij tellen schulden tot zo'n € 2.900 (bij partners € 5.800) niet mee. Welke schulden tellen mee?
- Persoonlijke leningen voor een auto, vakantie, caravan, etc.
- Schulden voor de financiering van de tweede woning of de aandelen.
- Hypotheekschulden die niet in box 1 (eigen woning) mogen worden ondergebracht.
- Schulden volgens de wet studiefinanciering.
- Overige schulden.
Peildatum
U moet de schulden en bezittingen opnemen voor de waarde per 1 januari en 31 december. Sinds 2011 geldt er nog een datum, namelijk het vermogen per 1 januari. In 2017 wordt de regeling aangepast.
Welk vermogen moet u meenemen?
Het gaat om uw vermogen, het vermogen van uw partner, kinderen of de kinderen van uw partner. U mag - los van wie eigenaar is - het vermogen naar willekeur verdelen tussen u en uw fiscaal partner. Had u geen partner, dan geeft u enkel uw vermogen en het vermogen van uw minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar, waarover u het ouderlijk gezag had) aan. Leeft u gescheiden, dan moet u 50% van het vermogen van uw kinderen aangeven.
Heffingsvrij vermogen
Het vermogen is voor 2015 tot een bedrag van € 21.330 per persoon vrijgesteld (partners € 42.660). Deze vrijstellingen worden bij 65-plussers met een inkomen lager dan zo'n € 20.000 en een vermogen lager dan € 280.000 nog met een extra vrijstelling verhoogd met de ouderentoeslag..
Welk vermogen valt niet onder box 3 vermogen?
Een aantal schulden mag u niet in box 3 opnemen, dit zijn:
- hypotheek eigen woning;
- ondernemingsschulden;
- schulden die niet opeisbaar zijn, bijvoorbeeld omdat u de langstlevende echtgenoot bent;
- schulden met een looptijd korter dan 1 jaar;
- belastingschulden (met uitzondering van schulden voor erfbelasting en als u vóór 1 oktober om een voorlopige aanslag hebt verzocht).